Ablatie met een slangetje via de lies

De cardioloog maakt littekens in de boezem van het hart met een slangetje.
De arts kan littekens maken door sommige plekken in uw hart te bevriezen of juist heet te maken.
Hierdoor wordt het boezem-fibrilleren gestopt of kan het niet meer naar de kamers van het hart gaan.
Het slangetje noemen we een katheter.
Het slangetje wordt ingebracht via een bloedvat in de lies.

Een ablatie met een slangetje via de lies is geschikt voor mensen:

  • Die klachten hebben van hun boezem-fibrilleren
  • Die nog geen andere behandeling hebben geprobeerd
  • Bij wie medicijnen niet genoeg helpen
  • Die te veel bijwerkingen hebben van medicijnen
  • Die bepaalde andere hart-problemen hebben, zoals hart-falen

De behandeling

De cardioloog prikt een dun slangetje in het bloedvat in uw lies.
Daarna schuift de arts het slangetje naar uw hart via de bloedvaten (plaatje).

Daar maakt de arts littekenweefsel in de boezems van uw hart.
De ablatie kan een branderig gevoel geven in uw hart.

Daarna haalt de arts het slangetje weg.

De behandeling duurt 1,5 tot 3 uur.

 
Plaatje: Ablatie met een slangetje via de lies

AF-4.PNG

Er zijn 2 soorten verdoving voor een ablatie met een slangetje:

  • Een prik met een verdoving in de lies. Dit noemen we een plaatselijke verdoving.
  • In slaap zijn tijdens de behandeling. Dit noemen we narcose.

Bespreek met uw arts welke soort verdoving u krijgt.

Meestal blijft u 1 nacht in het ziekenhuis.

De eerste dagen na de ablatie mag u niet tillen.
U mag ook een paar dagen niet fietsen of autorijden.
U moet ook voorzichtig zijn met de lies waarin is geprikt.
De meeste mensen kunnen binnen een paar dagen hun gewone dingen weer doen.


Medicijnen na de ablatie

Uw arts bespreekt met u welke medicijnen u moet gebruiken na de ablatie.

Er is ook een kleine kans op een bloed-stolsel in het hart.
Daarom moet u 8 weken of langer bloed-verdunners gebruiken na de ablatie.
Vaak krijgt u ook bloed-verdunners voor de ablatie.
Veel mensen moeten de bloed-verdunners hun hele leven gebruiken.
Uw arts bespreekt dit met u.

Sommige mensen moeten nog 6 weken tot 3 maanden medicijnen gebruiken waarmee hun hart regelmatig klopt.

Meestal controleert de cardioloog uw hart 3 maanden na de ablatie.
Daarna wordt uw hart 1 keer per jaar gecontroleerd.
Er wordt dan een ECG (hart-filmpje) gemaakt.
Dit gebeurt in het ziekenhuis.

Uw hart-ritme kan ook op afstand worden gecontroleerd.
U draagt dan thuis een apparaat dat uw hart controleert. Dit noemen we een holter.
Of uw hart-ritme wordt gecontroleerd via een horloge of uw mobiele telefoon.

Soms zijn de controles anders.
Uw arts bespreekt dat met u.