| | Iedere dag tabletten slikken. |
Pacemaker.
Na 4 tot 6 weken: littekens in uw hart maken met een slangetje via de lies.
Plaatselijke verdoving of narcose.
Bloed-verdunners slikken voor en na de behandeling.
| Iedere dag tabletten slikken. |
Met een elektrische schok het hart weer regelmatig laten kloppen.
Bloed-verdunners slikken voor en na de behandeling.
|
Littekens in uw hart maken met een slangetje via de lies.
Plaatselijke verdoving of narcose.
Bloed-verdunners slikken voor en na de behandeling.
|
Littekens in uw hart maken via kleine sneetjes tussen de ribben.
Narcose.
Meestal bloed-verdunners slikken na de behandeling.
|
---|
Hoe lang duurt de behandeling?
| Zolang u geen klachten heeft of tot u een behandeling wilt. | De rest van uw leven. |
Pacemaker plaatsen: 1,5 tot 2 uur.
Ablatie: 1,5 tot 3 uur.
| De rest van uw leven. | Een paar uur in het ziekenhuis. | 1,5 tot 3 uur. | 3 uur. |
---|
Herstel na de behandeling
| Niet van toepassing. | Niet van toepassing. |
Pacemaker: dezelfde dag naar huis.
6 weken rustig aan doen.
Ablatie: meestal de volgende dag naar huis.
| Niet van toepassing. |
Dezelfde dag naar huis.
1 dag niet autorijden.
| Meestal de volgende dag naar huis. |
Meestal 2 of 3 dagen in het ziekenhuis.
1 maand tot u uw gewone dingen weer kunt doen.
|
---|
Boezem-fibrilleren blijft lange tijd weg
|
Na 1 aanval van boezem-fibrilleren
25 van de 100 mensen krijgen geen tweede aanval binnen 1 jaar.
|
Bij aanvallen van boezem-fibrilleren
Aanvallen blijven: 85 van de 100 mensen.
De hele tijd boezem-fibrilleren: 15 van de 100 mensen .
Bij de hele tijd boezem-fibrilleren
Aanvallen: 25 van de 100 mensen.
Even vaak boezem-fibrilleren: 25 van de 100 mensen.
Gaat niet meer over: 50 van de 100.
| 4 jaar of langer een regelmatig hart-ritme: 65 tot 95 van de 100 mensen. |
Blijft ten minste 1 tot 2 jaar weg: 25 tot 50 van de 100 mensen.
Komt terug binnen 1 jaar: 25 tot 70 van de 100 mensen.
Bij aanvallen van boezem-fibrilleren
Aanvallen blijven: 97 van de 100 mensen.
De hele tijd boezem-fibrilleren: 3 van de 100 mensen.
Bij de hele tijd boezem-fibrilleren
Aanvallen: 47 van de 100 mensen.
Even vaak boezem-fibrilleren: 35 van de 100 mensen.
Gaat niet meer over: 18 van de 100 mensen.
|
Regelmatig hart-ritme na de behandeling: bij bijna iedereen.
Komt meestal na een tijd weer terug.
|
Na 1 ablatie:
Blijft ten minste 1 tot 6 jaar weg: 50 tot 75 van de 100 mensen.
Na 2 ablaties:
Blijft ten minste 2 tot 6 jaar weg: 80 van de 100 mensen.
|
Blijft ten minste 1 jaar weg: 80 tot 90 van de 100 mensen.
Helpt meestal beter bij mensen met aanvallen dan bij mensen met de hele tijd boezem-fibrilleren.
|
---|
Klachten van boezem-fibrilleren
| Meestal hetzelfde of erger. | Minder klachten: 55 van de 100 mensen. | Meestal minder klachten als ablatie lukt. |
Geen klachten meer: 60 van de 100 mensen.
Klachten blijven 1 jaar of langer weg: 65 van de 100 mensen.
|
Na 1 jaar:
Minder klachten: 35 van de 100 mensen.
Evenveel klachten: 50 van de 100 mensen.
Meer klachten: 15 van de 100 mensen.
|
Geen klachten meer: 95 van de 100 mensen.
Klachten blijven 1 jaar of langer weg: 80 van de 100 mensen.
| Veel minder klachten: 67 van de 100 mensen. |
---|
| Meestal slechter als u langer klachten heeft of meer klachten krijgt. |
Meestal beter als u minder klachten heeft.
Slechter als uw hart te langzaam klopt.
| Meestal beter als u minder klachten heeft. |
Meestal beter als u minder klachten heeft.
Slechter als u veel bijwerkingen heeft.
|
Meestal beter als u minder klachten heeft.
Meestal hetzelfde als uw klachten niet over zijn of terugkomen.
|
Meestal beter als u geen klachten meer heeft.
Meestal beter dan met medicijnen die het hart-ritme regelmatig kunnen maken, vooral bij aanvallen van boezem-fibrilleren.
| Meestal beter als u geen klachten meer heeft. |
---|
| Sommige behandelingen helpen later minder goed. |
Bijwerkingen: 1 tot 10 van de 100 mensen.
Bijwerkingen verschillen per medicijn.
|
Problemen: 1 tot 6 van de 100 mensen.
Nog een behandeling: 3 tot 6 van de 100 mensen.
|
Ernstige bijwerkingen: 3 tot 15 van de 100 mensen.
Bijwerkingen verschillen per medicijn.
Nog een behandeling: 16 van de 100 mensen.
| Beroerte: minder dan 1 van de 1000 (duizend) mensen. |
Ernstige problemen: 5 van de 100 mensen.
Nog een ablatie: 15 van de 100 mensen.
Overlijden: Minder dan 1 van de 1000 (duizend) mensen.
|
Problemen: 10 tot 20 van de 100 mensen.
Operatie met een grotere snee:
Minder dan 1 van de 100 mensen.
Nog een ablatie: 10 tot 20 van de 100 mensen.
Overlijden: Minder dan 1 van de 1000 (duizend) mensen.
|
---|
|
Nu niets hoeven doen.
Geen ongemak en risico’s van een behandeling.
|
Klachten kunnen minder worden.
Geen ongemak en risico’s van ingrijpende behandeling.
Lager risico op hart-falen.
|
Klachten kunnen minder worden.
Lager risico op hart-falen.
Hart-falen kan minder worden.
|
Boezem-fibrilleren kan overgaan.
Klachten kunnen minder worden.
Geen ongemak en risico’s van ingrijpende behandeling.
|
Korte behandeling.
Klachten zijn snel weg.
Weinig risico’s.
Kan vaker gedaan worden.
|
Grote kans dat uw boezem-fibrilleren lange tijd wegblijft.
Komen de klachten terug? Dan meestal minder klachten.
Snel herstel.
Hart-falen kan minder worden.
|
Grote kans dat uw boezem-fibrilleren lange tijd wegblijft.
Meestal 1 behandeling nodig.
|
---|
|
Klachten kunnen erger worden.
Sommige behandelingen helpen later minder goed.
|
Boezem-fibrilleren blijft.
Misschien niet minder klachten.
Uw hele leven tabletten slikken.
Risico op bijwerkingen.
|
Misschien niet minder klachten.
Ongemak, risico’s en kosten van de behandeling.
Kan niet ongedaan worden.
Pacemaker.
2 operaties.
Litteken.
|
Misschien niet minder klachten.
Uw hele leven tabletten slikken.
Risico op bijwerkingen.
|
Ongemak en risico’s van de behandeling en roesje.
Bloed-verdunners slikken.
Boezem-fibrilleren komt vaak terug.
|
Ongemak en risico’s van de ablatie, verdoving en opname in ziekenhuis.
Soms meer behandelingen nodig.
Bloed-verdunners slikken.
|
Ongemak en risico’s van de operatie, narcose en opname in het ziekenhuis.
Lang herstel.
Bloed-verdunners slikken.
Littekens.
|
---|