Nier-transplantatie

Een deel van de mensen met ernstig nierfalen kan een nier-transplantatie ondergaan.
Zij krijgen dan een nier van iemand anders.
Degene die de nier geeft, noemen we een donor.

Mensen kunnen een nier doneren als zij nog leven of nadat ze overleden zijn.
In Nederland gebeurt ongeveer de helft van de nier-transplantaties met een nier van een levende donor.10

In Nederland worden nier-transplantaties alleen gedaan in de 7 academische ziekenhuizen.
Uw arts kan u naar een academisch ziekenhuis verwijzen.

Niet iedereen kan een nier-transplantatie krijgen. Uw arts bespreekt dit met u.

Een nier-transplantatie is meestal minder geschikt voor mensen die:

  • Ernstige ziektes hebben, waardoor zij binnen een paar jaar zullen overlijden.
  • Een nierziekte hebben die de nieuwe nier kan beschadigen.

Afstoting

Uw immuun-systeem probeert de nieuwe nier af te stoten, omdat die niet uit uw eigen lichaam komt.
Afstoting kan kort na de nier-transplantatie ontstaan, maar ook pas jaren later.

Daarom moet u uw hele leven medicijnen gebruiken die uw immuun-systeem onderdrukken.

Als uw lichaam de nieuwe nier toch afstoot, krijgt u nog sterkere medicijnen.
Meestal lukt het daarmee om de nieuwe nier te houden.
Wel gaat de nier steeds slechter werken na afstoting.

Mensen kunnen niet van iedereen een nier krijgen.
Het immuun-systeem herkent de donor-nier niet en probeert de donor-nier daarom af te stoten.

De kans dat het lichaam de nieuwe nier accepteert, is het grootst als de nier zoveel mogelijk lijkt op uw eigen lichaam.
Daarom wordt gekeken of de donor zo veel mogelijk dezelfde bloedgroep en type weefsel heeft als u.
Het type weefsel noemen we ook wel HLA (human leukocyte antigen).

Vooral familieleden hebben vaak dezelfde bloedgroep en een vergelijkbaar HLA-type.
Ook onbekende donoren kunnen een ‘match’ zijn als zij dezelfde bloedgroep hebben en hun HLA-type lijkt op dat van u.

Soms is een nier-transplantatie mogelijk met een donor-nier van een andere bloedgroep.
De kans dat dat lukt, is kleiner dan bij een donor-nier van iemand met dezelfde bloedgroep.


Wachtlijst

Er zijn minder nier-donoren dan mensen die een nier nodig hebben.
Er is een wachtlijst om te zorgen dat donor-nieren gebruikt worden voor mensen die ze het hardst nodig hebben en eerlijk verdeeld worden.

Mensen wachten gemiddeld 2 tot 3 jaar op een nieuwe nier.23
Er overlijden ieder jaar mensen die op de wachtlijst staan voor een nier-transplantatie.


De operatie

Tijdens de operatie plaatst de arts de nieuwe nier boven de lies.
Meestal blijven uw eigen nieren zitten.

Een nier-transplantatie is een middelgrote operatie die gemiddeld 2 uur duurt.
U bent daarbij in slaap. Dit noemen we narcose.


Herstel na de operatie

Na de operatie blijft u gemiddeld 10 dagen in het ziekenhuis.

Wanneer u naar huis gaat, heeft u soms nog een slangetje van de donornier naar de blaas.
Dit slangetje noemen we een katheter.
De arts haalt de katheter er ongeveer 3 weken na de operatie uit.

Het duurt ongeveer een jaar voordat u helemaal hersteld bent van de nier-transplantatie en gewend bent aan de medicijnen tegen afstoting.


Controles na de nier-transplantatie

Na de nier-transplantatie gaat u regelmatig voor controle naar het ziekenhuis.
In het begin een paar keer per week. Later gaat u 1 keer per 3 maanden.

Meestal gaat u het eerste jaar voor controles naar het academisch ziekenhuis.
Daarna gaat u voor de meeste controles weer naar het ziekenhuis bij u in de buurt.

Na een nier-transplantatie herstelt de vruchtbaarheid zich meestal, zowel bij vrouwen als bij mannen.
Het is niet verstandig om in het eerste jaar na de nier-transplantatie zwanger te worden.
Dit kan gevaarlijk zijn voor de donor-nier.

Wilt u zwanger worden? Bespreek dit dan met uw arts voordat u zwanger wordt.
De medicijnen tegen afstoting kunnen gevaarlijk zijn voor het ongeboren kind en moeten daarom aangepast worden.

Soms is extra onderzoek verstandig. Bijvoorbeeld als nierziekten in uw familie voorkomen.
U krijgt ook extra begeleiding tijdens de zwangerschap.