Een operatie

Bij een operatie maakt de arts de bot-delen weer aan elkaar vast.
Dit kan met schroeven of met een metalen plaatje.
Zo kunnen de bot-delen weer in de juiste stand aan elkaar groeien.

Soms blijkt tijdens de operatie dat het niet mogelijk is om de bot-delen aan elkaar te maken met schroeven of een metalen plaatje.
Dan kan de arts besluiten om de spaakbeen-kop te vervangen door een stukje kunstbot.
Een ander woord hiervoor is prothese.

De operatie is meestal binnen 2 weken na de breuk.


Narcose of lokale verdoving

Voor de operatie gaat u naar de arts die de verdoving regelt.
Deze arts heet de anesthesioloog.

U bespreekt met de anesthesioloog welke keuze voor u het beste is: narcose of een verdoving van de arm.
U kunt hier meer over lezen in de keuzehulp ‘Verdoving: ruggenprik of narcose’.

Bij narcose bent u in een diepe slaap.
U maakt de operatie niet bewust mee.

Bij een verdoving van de arm spuit de anesthesioloog een verdovings-middel rond de zenuw.
Daardoor voelt u tijdelijk niets in uw arm.
De verdoving is uitgewerkt na 12 tot 24 uur.


Na de operatie

U krijgt de eerste dagen een druk-verband om uw arm.
Meestal krijgt u ook een sling.
U mag de elleboog meteen bewegen, maar er niet op steunen.
Sommige mensen krijgen na de operatie tijdelijk gips.


Herstel

U moet oefeningen doen om te zorgen dat uw elleboog niet stijf wordt.
Daarna krijgt u uitgebreidere oefeningen om de kracht in uw arm weer op te bouwen.
Drie maanden na de operatie kunt u weer zwaar tillen.
U krijgt een litteken aan de buitenkant van uw elleboog.